Sound Fountain

Interview - Herinnering

>>>>>Synopsis in English <<<<<

 

Klaas A. Posthuma - 1935-2001 - Journalist - Producer - Opnametechnicus


Het interview met wijlen Klaas A. Postuma dat op deze pagina staat werd voor het eerst gepubliceerd in
AudiOpinie in 1986, de tweede uitgave van het undergroundtijdschrift. Later werd het gesprek opgenomen in de verzamelband "Het Beste uit AudiOpinie" in 1995, en nu dan nogmaals gepubliceerd als een herinnering aan Klaas Posthuma, aan K.A.P., de initialen waarmee hij zijn recensies, hoesteksten en ander schrijfwerk ondertekende.

Klaas was een producer en opnametechnicus van het eerste digitale uur toen digitale meer-sporen (multi-track) recorders nog niet commerciëel te krijgen waren en, toen ze midden jaren tachtig geintroduceerd werden, zeer kostbaar waren. Klaas gebruikte eenvoudige, maar goede Sony apparatuur: PCM-F1, PCM 1630, Betamax en U-matic recorders.
Het is interessant om na meer dan 20 jaar nog eens te lezen hoe hij over het produceren van digitale opnamen dacht, en hoe hij te werk ging. Zijn benadering werd uiteraard vooral bepaald door de digitale techniek en de opname-apparatuur die in het begin van de jaren tachtig beschikbaar was, een periode toen omzetters in CD-spelers nog niet die verfijning hadden die ze jaren daarna kregen en toen de reproductie - vooral via veel geprezen high end apparatuur - schril afstak tegen de analoge weergave en afstak tegen wat vandaag de dag mogelijk is.

In 1986 zocht ik hem op in het idyllische Castricum, op nog geen 25 minuten rijafstand van Amsterdam. Doel was om een man aan het woord te laten die aan de knoppen zit, die de ruimte als het ware met microfoons uitlijnt en het totale klankbeeld registreert. Dat klankbeeld, dat via plaat of CD in de huiskamer door apparatuur en luidsprekers wordt weergegeven. Klaas was dus één van die mensen die in eerste instantie bepalen wat de luisteraar thuis te horen krijgt. De luisteraar moet met die informatie uiteindelijk genoegen nemen, of hij kan er zeer enthousiast over zijn. Het product, zoals we dat in de winkel kopen, wordt bepaald door de aard van de muziek, de artiesten, de instrumenten en de ruimte waarin op dat moment opgenomen wordt. En... door de opnametechnicus.

 


 

"Een opname is een compromis tussen de zaal - en wat daar gebeurt - en de huiskamer. Omdat het één totaal niets met het ander te maken heeft. Omdat bij een live-concert naast auditieve, ook visuele aspekten een rol gaan spelen... Dat louter auditieve, dat ga je allemaal vertalen, via een paar draadjes, naar het veel kleinere gebied van de huiskamer toe. Daar moet je een aanpassing tussen vinden. Het is vooral een dynamische kwestie. Je moet de plaat en het live-concert als twee totaal verschillende media zien. Je kunt in de zaal dingen doen, die - hoe geavanceerd de techniek ook is - voor de plaat of CD niet te realiseren zijn." - K.A.P.


 

 

 

K.A.P.: Er zijn natuurlijk artiesten die absoluut die concert-ambiance, het publiek nodig hebben. Neem iemand als Callas bijvoorbeeld. Die heeft zeer uitgekiende studio-opnamen gemaakt, maar bij een live-uitvoering leverde ze altijd een totaal andere intensiteit. Dat is bijzonder. Je kunt de zaal en de studio niet zo maar met elkaar vergelijken. Als je in de zaal iemand hoort, dan zal het visuele aspekt een rol blijven spelen. Positief of negatief. Dat moet je dus wegdenken bij de opname.

 

R.A.B.: Heeft dat visuele aspekt ook invloed tijdens het maken van een opname waarbij de technicus de artiesten, het orkest, kan zien?

 

K.A.P.: Bij plaatopnamen zit men meestal niet achter een glazen ruit zoals dat bij radioopnamen het geval is. Hooguit zal er een tv-camera op de dirigent gericht zijn voor de communicatie met die dirigent. En dan heb je meteen al weer het verschil tussen het concert- en het studio-gebeuren te pakken. In de studio hoeft de dirigent zich niet uit te staan sloven om te laten zien hoe moeilijk hij het heeft. Bovendien komt iedereen niet in het keurige pak, maar in spijkerbroek en trui.

 

Klaas Posthuma
Foto uit de januari 1963 uitgave van "Luister...".

Klaas A. Posthuma ging na zijn middelbare schooltijd, een kortstondige pianostudie en enig rondzwerven door Europa, in september 1960 het maandblad "Luister..." leiden, samen met Joop Schrier. Toen de high fidelity steeds populairder werd, groeide het abonneebestand. Als journalistiek redacteur leidde hij het tijdschrift samen met Joop van Bossum (algemeen redacteur), Jan Kool (techniek), en dus Joop Schrier die voor de platen verantwoordelijk was.

Klaas had niet alleen een muzikaal talent. Hij was ook een goed organisator en kon een probleem op een nuchtere, doortastende manier te lijf gaan. Met zijn kennis van zaken en zijn organisatietalent ging hij vanaf 1962 ook de programmatische productie van het jaarlijks terugkerende Edison-Gala Klassiek doen.

Een mijlpaal was wel de Edison-toekenning op 20 september 1968 aan Leonard Bernstein voor zijn Mahler Cyclus opgenomen met het New York Philharmonic Orchestra voor CBS en met name voor de 6e Symfonie. Ik herinner me de opwinding want Bernstein was niet zomaar iemand. Bernstein was geëerd voor het op de kaart zetten van de muziek van Mahler de componist die voor het eerst de steun van Willem Mengelberg had gekregen. Bernard Haitink - die aan zijn eigen Mahler-cyclus met het Concertgebpouw werkte - stuurde een felicitatie-telegram aan Leonard Bernstein vanuit Japan waar het Concertgebouworkest op tournee was.

Ter gelegenheid van de uitreiking door Professor Idenburg van de Edison aan Leonard Bernstein gaf CBS een 45 toeren-plaat uit met gedeelten van een interview dat opgenomen was in april van dat jaar in Wenen en fragmenten uit Die Schöpfung (Haydn), Symfonie fantastique (Berlioz) en de 3e van Mahler.

Van de uitreiking heb ik toen een kort televisie-verslag gemaakt, inclusief de andere winnaars. Pianiste Alicia de Larrocha kreeg een Edison voor de opname van de complete cyclus Goyescas van Granados (Erato), dirigent Karl Münchinger voor Die Schöpfung van Handel (Decca), gitarist Julian Bream voor zijn recente opnamen op RCA, en pianist Philipe Entremont voor het pianoconcert van Jolivet en La création du monde van Darius Milhaud. Neville Marriner werd ook bedacht met een onderscheiding en wel voor de Drie Divertimenti en de Serenata Notturna (Eine kleine Nachtmusik) van Mozart (Argo). Ook werd begeleider Gerald Moore onderscheiden voor de complete opname van Das italienische Liederbuch (Hugo Wolf) met Dietrich Fischer-Dieskau en Elisabeth Schwarzkopf. John Culshaw, die na zijn DECCA-tijd "hoofd muziek" bij de BBC was geworden, hield een inleiding over de waarde van de grammofoonplaat en legde uit dat het bezoeken van een concert totaal iets anders is dan luisteren naar een LP in je eigen vertrouwde omgeving thuis. En Leonard Bernstein sprak een dankwoord in de van hem zo bekende eloquente stijl.

Klaas heeft ook radio- en tv-programma's geproduceerd en presenteerde samen met Sytha Bolt een muziek-quiz. Door al deze werkzaamheden werd hij al gauw de grootste insider van buiten de platenindustrie genoemd.

Als je zo lang met de muziekindustrie te maken hebt terwijl je toch aan de kritische kant staat, kan het niet anders of je wilt ook eens op het terrein waarop je zo'n goed uitzicht hebt aan de slag. In 1970 kwam Klaas bij EMI-Bovema terecht als manager van de afdeling klassiek. Hij bracht opnamen van waardevolle uitvoeringen door grote kunstenaars als Sir Thomas Beecham, Elisabeth Schwarzkopf, Wilhelm Furtwängler, Herbert von Karajan en Carlo Maria Giulini in nieuwe EMI-series uit.

In het Holland Festival van 1949 had Kathleen Ferrier in Christoph Willibald von Gluck's opera 'Orfeo ed Euridice' gezongen. In 1951 kwam Kathleen weer naar Nederland om dezelfde rol te zingen in de productie van de Nederlandse Opera. Er was lang een vermoeden dat daar een radio-opname van bestond. Bij toeval ontdekte Klaas de opname van de complete opera die oorspronkelijk op glasplaten was opgenomen en in 1965 door een toegewijde technicus op tape was overgezet. Deze live opname met Kathleen Ferrier, Greet Koeman en Nel Duval, gedirigeerd door Charles Bruck, werd door Klaas voor de plaat geproduceerd. Het werd een 2 LP uitgave van EMI (5 C 161-25637/38 M) die in 1977 werd uitgebracht.

Ook ging hij bij EMI zelf opnamen produceren van Nederlandse artiesten: violisten Herman Krebbers, Emmy Verhey en Theo Olof, van de alt-zangeres Aafje Heynis, van de pianist Daniel Wayenberg en tenor Marco Bakker. Van studiochef Gerard Hali leerde hij veel van het vak, met name de basis van de microfoontechniek.

Uniek: Aafje Heynis zingt, begeleid door pianist Erwin Gage, 'Vier ernste Gesänge' (Brahms), Liederen van Schubert en Richard Strauss (o.a. Zueignung). EMI 5 C-055-24 928..

Klaas maakte veel opnamen die op het CB- label werden uitgebracht. Een opvallende opname is die van violiste Emmy Verheij die samen met cellist Janos Starker werk speelt van Ravel en Kodaly.

In 1976 begon hij voor zichzelf met een 2-­jarig contract van EMI als steun in de rug. Hij produceerde en deed ook artist-management. Zijn eerste producties werden niet op EMI maar op CBS uitgebracht.
Vanaf 1978 werkte Klaas als producer/technicus voor iedere platenmaatschappij die hem in wilde huren.

Later begon hij ook een eigen label: Globe. Veel van zijn producties werden onderscheiden. Zo kreeg de opname met een gemengd recital van violist Jaap van Zweden en pianist Ronald Brautigam een Edison.
Klaas was een Mozart liefhebber. Geen wonder dat hij de cyclus pianoconcerten van Mozart door Murray Perahia op CBS prachtig vond. Ook vele van zijn eigen opnamen lagen hem na aan het hart. Onder meer die van Elly Ameling bijvoorbeeld. Klaas werkte graag met Neumann-microfoons: "De U-87 is de mooiste zangmicrofoon die ik ken." Met de komst van de CD werkte hij alleen nog maar digitaal. - R.A.B.

R.A.B.: Bij het opnemen van een vleugel, probeer je dan die vleugel er uit te krijgen, zodat hij ook echt als een vleugel klinkt?

K.A.P.: Ja, Natuurl ijk... De piano is per definitie het meest beruchte instrument om op te nemen. Dus je zoekt een akoestiek waarin dat bepaalde instrument goed gaat klinken. Dat hangt ook af van de pianist die er achter zit, wat zijn toucher is. Zeg dat je een ideale piano hebt en daar zit pianist A achter. Die zal de vleugel totaal anders laten klinken dan pianist B. Een vleugel is heel wat anders dan een viool. Een violist heeft zijn eigen instrument, dat ligt tegen het lichaam aan, staat in kontakt met het lichaam, dat vibreert dus mee. En dat geeft een bepaalde klank, een bepaalde toon en die moet je zo proberen op te nemen dat je de klank van die bepaalde artiest krijgt.

Een uitgave uit de EMI-tijd met Herman Krebbers die het vioolconcert van Dvorak en de 'Trois Souvenirs' van Tchakovsky speelt. Anton Kersjes leidt het Amsterdams Philharmonisch Orkest.

R.A.B.: De gitaarplaat met muziek van Piazzolla, is dat een plaat waarvan je zegt: daar ben ik geslaagd in het overbrengen van de gitaarklank?

K.A.P.: Zeer... Dat vind ik wel... behalve dat er vogeltjes te horen zijn. Maar dat is ook wel weer leuk. Je hoort het alleen op goede installaties. Gitaar is per definitie een instrument waar weinig klank vanaf komt. De ruimte die je op de band overhebt, de head-room, moet je dus met die klank vullen. En je moet dan een gitaar vooral niet van dichtbij opnemen, wat in 9 van de 10 gevallen gebeurt. Daarom is het vaak onnatuurlijk. Net als clavecimbel. Het clavecimbel is een instrument dat niet "hard" en niet "zacht" kan. Het heeft een laag klankniveau. Bij een piano kun je een opeenstapeling van akkoorden krijgen waardoor de klank enorm uit gaat bouwen

De uitgave op CD van de bewuste gitaaropname van werk van Astor Piazzolla door Jorge Oraison waarop de fluitende vogeltjes te horen zijn. Oraison speelde ook werk van Castelnuovo Tedesco en Leo Brouwer voor Etcetera.

R.A.B.: Maar daardoor kun je dus in de fout gaan. Ik heb een digitale lp met clavecimbelmuziek en die klinkt gewoon venijnig.

K.A.P.: Dat moet je dus voorkomen. Dan zijn de microfoons te dicht op het instrument geplaatst. Dan klinkt het "lekker hard" vindt de producer. Zowel een gitaar als een clavecimbel zijn instrumenten die op ruimte gebouwd zijn, die pas op afstand gaan klinken. Als je daar microfoons te dichtbij gaat zetten, dan ga je als het ware midden in de sinusgolven staan, je pakt het geluid midden in die golf op, maar je moet pas aan het eind het geluid oppakken. Dat geldt natuurlijk in wezen voor ieder instrument. Ook voor een cello en een contrabas die van zichzelf al veel geluid voortbrengen. In tegenstelling tot de gitaar en het clavecimbel, dat zijn pluk instrumenten. Je kunt plukken wat je wilt, maar luider gaat gewoon niet. Dus ga je dat uitvullen in die ruimte. En omdat je dan van een grotere afstand opneemt, moet je de microfoons verder openzetten. Maar dan ga je ook bijgeluiden meepakken. En als je dan op een vrolijke voorjaarsdag in een prachtige kerk in Utrecht zit op te nemen, dan heb je aan alle kanten gefluit en gezang van vogels. Diezelfde volgels zitten er ook wanneer ik een piano-opname maak. Dan hoor je ze niet.

R.A.B.: Heb je daar ook opnamen met Elly Ameling gemaakt?

K.A.P.: Met Elly heb ik daar nooit gewerkt. Met Roberta Alexander wel. En een stem is een totaal ander instrument. Een stem is namelijk getraind op akoestiek. Een beetje zanger of zangeres repeteert in een zaal voordat er opgetreden wordt. Ze merken dan onmiddellijk wat er gebeurt met die stem in die ruimte. Men kan dan de stem aan de ruimte aanpassen. Wat ik voor plaatopnamen zoek is een ruimte waarin die stem of dat instrument zich niet aan de ruimte hoeft aan te passen, maar waarin de zangeres (of zanger) helemaal zichzelf kan zijn, niet gehinderd door omstandigheden. Ik weet diverse goede opnameruimten die voor stemmen niet geschikt zijn, maar waarin een piano bijvoorbeeld prachtig klinkt.

R.A.B.: Je weet dat audiofielen waarde hechten aan de natuurlijkheid van de klank en de sfeer en hoe je die kunt bereiken. Ze stellen zich zeer kritisch op.

K.A.P.: lk ga uit van de muziek. Niet van de techniek, techniek is in eerste en laatste instantie ondergeschikt aan de muziek. Ik ga niet van een audiofiele benadering uit. Dat interesseert me ook niet. Ik ben alleen maar geïnteresseerd in de muziek. Als opnameman luister je anders dan als critikus. Er is wel eens een opname waarvan ik vind dat hij toch niet zo geworden is als ik had gewild en dan komt er een jubel dat ik denk ...

R.A.B.: Omdat jij aan de opnamekant zit, zit je voor een deel toch ook aan de audiofiele kant, want je luistert toch ook naar de technische aspekten van wat je doet?

K.A.P.: Echte audiofielen luisteren zeer beperkt. Die luisteren alléén maar naar klank en niet naar wat er achter die klank zit: muziek. Net als Wagnerianen die zich uitsluitend met de filosofie achter het werk bezighouden, maar de muziek kennen ze niet. Een standaard is er eigenlijk niet. Je moet ook niet vergeten dat platen op de draaitafel van meneer A heel anders klinken dan op die van meneer B. Met digitaal is dat anders. De digitale informatie wordt in de CD fabriek rechtstreeks van de digitale band op de CD overgeschreven. De informatie van de band is precies dezelfde als de CD-informatie.

R.A.B.: Je bent dus ook niet meer afhankelijk van de apparatuur die de platenfabrikant gebruikt om van een analoge of digitale band een plaat te snijden.

K.A.P.: Als ik van mijn eigen productie een proefpersing krijg, dan luister ik daarnaar en dan hoor ik dat het voor een vinylplaat heel erg goed is. Maar ik dank de hemel als de CD er is, want dan hoor ik het echt zoals ik het geregistreerd heb.

 

Een unieke productie van Klaas uit zijn Bovema-tijd is de 2 Lp set uit 1979 met de toonzetting door Constantijn Huygens (1596-1687) van Roberti Ballard's "Pathodia Sacra et Profana Occupati". De Latijnse Psalmen, en de Italiaanse en Franse Aria's werden gezonden door Elly Ameling (sopraan) en Max van Egmond (bariton) begeleid door Anneke Uittenbosch (clavecimbel), Toyohiko Satoh (luit) en Jaap ter Linden (viola da gamba). De technicus was Roger de Schot. Het referentienummer is EMI 5N165-25 634/35.

"Een van de meest onvergetelijke na-oologse muzikale ervaringen is voor velen geweest de serie voorstellingen in het Holland Festival 1949 van Gluck's Orfeo ed Euridice met Kathleen Ferrier in de titerol. (...) In januari 1951 keerde Kathleen Ferrier naar Holland terug om bij de toenmalige Nederlandse Opera andermaal in vier voorstellingen van Orfeo te zingen en wel op 9, 11, 14 en 16 januari." Dit schrijft Klaas Posthuma in het tekstboek van de 2 Lp set die op zijn instigatie van de oorspronkelijke radio-opname werd uitgegeven, dank zij Klaas en ook Winifred Ferrier, zuster van wijlen Kathleen. Er was wel in 1956 op Decca LXT 2893 een verkorte versie van de Glyndebourne-uitvoering uitgebracht uit 1947 met Kathleen Ferrier en Ann Ayers onder leiding van Fritz Stiedry, maar de EMI uitgave is de enige complete uitvoering en daarom zo uniek.

Proefpersingen werden niet alleen in Heemstede afgeluisterd en kritisch beoordeeld, ook thuis beluisterde Klaas zijn producties via Quad ESL-57 electrostatische luidsprekers, een TD-124 met Pritchard arm, en een fijnzinnig ADC pick up element. De Quad luidsprekers werden in de jaren zeventig ook door o.a. Philips gebruikt.

 

 

 

LINKS NAAR ANDERE SOUNDFOUNTAIN PAGINA"S:

 

 

 

 

 

R.A.B.: Je hebt ook veel orkestopnamen gemaakt. Zijn die gecompliceerder?

K.A.P.: Ik neem - bij wijze van spreken - liever de Negende van Bruckner op dan een kleine kamermuziekbezetting. Een beetje behoorlijk orkest staat namelijk zelf al in balans. En alles wat je uiteindelijk moet doen is te zorgen dat die balans die dat orkest van nature heeft, dat je die goed pakt. Dat is een kwestie van routine, dat is het gemakkelijkste wat er is. Als ik een opname met orkest moet maken, dan kom ik binnen, zet de microfoons neer en ik ga opnemen. Ik hoef niet een balans­test te doen. Dat is mijn routine van jaren. Grote orkestbezettingen - ik heb een aantal extreem bezette stukken opgenomen, nieuwe stukken van Chiel Meyerling die voor de opening van het Muziektheater geschreven zijn - met veel slaginstrumenten en een hele grote blazersbezetting, dan weet ik hoe ik de microfoons neer moet zetten.

R.A.B.: Hoeveel kanalen gebruik je dan?

K.A.P.: Bij een orkestopname 16 tot 18 kanalen.

R.A.B.: En voor de opname van Roberta Alexander en Tan Crone?

K.A.P.: Dat gaat dan op 7 kanalen. Iedereen heeft zijn eigen manier van opnemen. Ik werk meestal met een hoofdmicrofoon in M/S opstelling, dus over 3 kanalen. Ik heb dan nog 2 microfoons op de zangstem staan. Dat wordt met elkaar in balans gezet.

 

Klaas Posthuma achter regietafel en mengtafel die multimiking en meerkanaals opnamen mogelijk maakte.

 

R.A.B.: Wat vind je er van dat muziekliefhebbers, luisterend naar een plaat of CD, het Concertgebouw - de akoustiek - en het Concertgebouworkest herkennen - de klank?

K.A.P.: Dat is onzin. Ze kunnen nooit het orkest in de ruimte herkennen. Wat ze herkennen is de microfoontechniek van een bepaald platenlabel. Philips heeft een eigen techniek. Decca is daar ook erg sterk in. Hoogstens kun je horen aan de speeltrant van blazers bijvoorbeeld, dat het instrumentalisten uit een bepaald orkest zijn. Dan herkennen ze de speeltrant en niets anders.

 

 


R.A.B.: Zijn er opnameleiders van grote maatschappijen waar je bewondering voor hebt?

K.A.P.: John Culshaw en Walter Legge, dat zijn natuurlijk de twee grote voorbeelden die toonaangevend en baanbrekend zijn geweest. Nu vind ik bijvoorbeeld John McClure, die met Bernstein diens West Side Story voor DGG opnam, een voortreffelijk producer. Dat vind ik een voorbeeldige opname. Zo had ik het willen doen, zuiver opnametechnisch gesproken, qua klank.

R.A.B.: Een geslaagde digitale opname?

K.A.P.: Het analoog geeft vaak een maskering in bepaalde frekwentiegebieden. Digitaal is een veel reëlere weergave. Je moet ook niet vergeten dat de zwakke schakel altijd nog die microfoon blijft. De microfoon pakt heel zielloos de geluiden op die op hem afkomen. Analoog kan daar op een bepaald moment iets aan toevoegen of het klankbeeld verzachten. CD doet dat niet. Daardoor kan de analoge plaat in vergelijking soms iets beter of in elk geval net zo goed klinken, maar in z'n algemeenheid gaat dat beslist niet op.

R.A.B.: Met welke interessante projekten ben je nu bezig?

K.A.P.: lk heb net de complete liederencyclus van Von Webern opgenomen met Dorothy Dorow en Rudolf Jansen. En zojuist is mijn opname uitgekomen met orkestmuziek en orkestraties van Maurice Ravel op Etcetera.


ETCETERA LP en CD Label.

Klaas Posthuma maakte veel opnamen voor het label Etcetera.
In 1983 zocht David Rossiter samen met Michel Arcizet kantoorruimte in Amsterdam om hun nieuwe in 1982 opgerichte platenmaatschappij Etcetera te huisvesten.

Ze hadden een etage in een representatief pand aan de van Eeghenstraat op het oog, maar de verhuurder vroeg te veel en de huurtermijn was te kort. Ze vonden toen onderdak in het pand van vormgever en binnenhuisarchitect Benno Premsela, Keizersgracht 518. Ze huurden er de bel-etage en het sousterrain.

Zowel David als Michel (die de financieële kant van de producties beheerde) kwamen van CBS. David had eerst bij RCA gewerkt, daarna bij BASF en werd uiteindelijk label manager bij CBS in 1974.

Hij was zeer kritisch als het om het engageren van een artiest ging. Maar zijn zakelijke en artistieke inzichten steunden op een lange, praktische ervaring en ze bleken bij nader inzien altijd juist te zijn. Dat weet ik omdat ik eens van een in het Westen levende, Russische pianist - die ook in het Concertgebouw opgetreden had - opnamen aan David ter beoordeling gaf. David beoordeelde en oordeelde en achteraf gezien was zijn kwalificatie juist.

David en ook Michel (die onder meer bij CBS-producties van Jean-Claude Malgoire betrokken was) kenden alle facetten van het platenbedrijf door en door en hadden een ruime ervaring in het werken met artiesten en het selecteren van repertoire. Ze wisten wat er kwam kijken bij de productie van een opname, kenden de technische aspecten vanaf de opname tot en met de gedrukte hoes. Het standaard design van de hoezen was voornamelijk David's idee. Ook de hoesteksten werden veelal door hem verzorgd.

David kon je op een zonnige zondagmorgen in de stad tegenkomen met een stapel kranten en tijdschriften onder de arm die hij op een terras onder het genot van een kop koffie ging doornemen. Daar zaten dan uiteraard veel kranten uit Engeland bij, want hij was toch wel echt 'British'.

David was een erudiete man, was belezen, wist veel van cultuur, maar vooral veel van muziek. Bovendien was hij scherpzinnig en zag verbanden. Het was interessant een gesprek met hem te voeren. Ik herinner me een conversatie over William Walton en over de Amerikaanse songwriters en componisten zoals Cole Porter, de Gershwins, Rogers en Hammerstein, Irving Berlin, Harold Arlen. Hij was een groot liefhebber van die kunst. Maar ook over wereldpolitiek hebben we wel meer dan eens gesproken. - R.A.B.

R.A.B.: Neem je tegenwoordig alles digitaal op?

K.A.P.: Sinds de introduktie van digitaal ben ik digitaal gaan werken. Belangrijk was om daarvoor goede apparatuur aan te schaffen die ook nog redelijk in prijs was.

R.A.B.: Waaruit bestaat de apparatuur die je gebruikt?

K.A.P.: lk gebruik een Sony PCM- F1 dat oorspronkelijk een huiskamerapparaat was, maar al gauw uitsluitend door veel producers en maatschappijen gebruikt werd omdat het zo'n uitstekend apparaat is. Daarmee neem ik op in combinatie met een Betamax-recorder. Om te kunnen monteren schrijf ik dat later één op één over op een Sony U-matic recorder via de PCM 1630, ook van Sony.

R.A.B.: Bij digitale signaalverwerking hoor ik altijd dat het uiteindelijke signaal, de uiteindelijke klank, iets onnatuurlijks heeft.

K.A.P.: Wat men hoort in het digitale signaal zijn niet zozeer fouten in de CD, maar meer de fouten in de microfoontechniek. Probleem bij de digitale opnametechniek was voor veel technici dat ze ter plekke meteen moesten gaan opnemen op 2 sporen. Terwijl de analoge techniek tot een meer-sporen­ systeem was uitgegroeid onder invloed van het popwezen. Zo kon men in de studio op z'n gemak gaan mengen. De producers moesten met de digitale techniek dat opeens ter plekke op twee sporen terug gaan mengen. En daar zijn wat koppen op gesneuveld. Ik heb nooit dat probleem gehad omdat ik altijd werk vanuit de natuurlijke balans van de uitvoering. Achteraf kun je dus niets meer veranderen, dat is een nadeel. Maar het heeft als voordeel dat je veel geconcentreerder werkt.

R.A.B.: Speelt ook niet mee dat er een nieuwe generatie nu aan bod is, een generatie die op een andere manier luistert, op een andere manier benadert wat muziek nu eigenlijk is? Een generatie die ook meer gewend is aan het "harde" geluid van de disco en het pop­concert? Dat deze tijd een bepaalde invloed heeft op de psychische gesteldheid van die generatie?

K.A.P.: Dat zou best kunnen. Je bent een kind van deze tijd. Maar bij de goede klassieke mensen speelt dat geen rol. Dat geloof ik niet. Het zou bij zuiver technisch ingestelde mensen misschien een rol kunnen spelen. Maar dan moet de producer kunnen corrigeren. Bij mij is dat geen probleem omdat ik bijna altijd alles zelf doe. Ik ben technicus, assistent, sjouwer, musicoloog, producer, koffiezetter en uiteindelijk ook luisteraar.

R.A.B.: Dank je Klaas voor deze uiteenzetting.

David Rossiter.
Links David Rossiter en Michel Arcizet in de ingang van hun kantoor, gevestigd op de bel-etage van Keizersgracht 518.


Image taken from a leaflet for Etcetera Records, 1986.

 

Voor de bezoekers van de Nelson-Revue "Alles kommt einmal wieder", produceerde Klaas Posthuma in 1982 een langspeelplaat van de voorstelling met Eva en Herbert Nelson, Gerrie van der Klei, Jan Mesdag, het Forellen Quartett, en het Resistentie Orkest, en bracht die uit op Globe 15010. Terugblikkend is het een document voor de fans van Gerrie van der Klei, en een herinnering aan de Nelsons, het kwartet, het orkest en aan Jan Mesdag.

Aan het eind van het gesprek bedankte ik hem en wenste hem nog vele mooie opnamen toe. Die heeft hij zeker gemaakt.

In 2001 ontving ik het bericht dat Klaas plotseling was overleden. Klaas Posthuma Productions heeft nog een aantal jaren bestaan. Ook een webpagina voor het label GLOBE is niet meer gevonden.

Links een paar covers van Globe-uitgaven:

* Suites voor Cello Solo van Benjamin Britten gespeeld door Peter Wispelwey (GLO 5074)

* Historische opname van het Nederlands Strijkkwartet Netherlands String Quartet: Nap de Klijn (violin), Jaap Schröder (2nd violin), Paul Godwin (alto), and Carel van Leeuwen-Boomkamp (cello) - GLO 6037.

* Arie Abbenes, stadsbeijaardier van de Dom in Utrecht speelt composities voor carillon.

* 'Diminutions and Ostinati' met Saskia Coolen, Rainer Zipperling en Patrick Ayrton.

Teksten Rudolf A. Bruil - Pagina voor het eerst op het internet gepubliceerd op 26 augustus, 2009.

WILLEM MENGELBERG AND BACH'S ST. MATTHEW PASSION
GOLD FOR BERNARD HAITINK: 50 YEARS WITH THE ROYAL CONCERTGEBOUW ORCHESTRA
VIOLINIST/VIOLIST PAUL GODWIN / WIM DE HAAN - EEN HERINNERING
MARIE-CLAIRE ALAIN / MERCURY LIVING PRESENCE /
BACK TO AUDIO & MUSIC BULLETIN
THE UNIVERSAL RECORD STABILIZING RING
/ THE REMINGTON SITE
CARTRIDGE AND TURNTABLE ADJUSTMENT / PROFESSIONAL RECORD CLEANING
SUBMIT YOUR 10 DESERT ISLAND DISCS
/ LONG PLAYING RECORD GUIDE

Contemporary Records - Lester Koenig

Concert Hall - Musical Masterpiece Society - MMS

 

Klaas A. Posthuma (1935 - 2001) - Producer - Recording Technician

Record collectors may come across original LP recordings made by Klaas A. Posthuma in the nineteen seventies and nineteen eighties for EMI, CBS, Etcetera and Globe records. When the LP fell from grace many of these were released on CD. Klaas was one of those producers of the beginning of the digital era when digital multi track recorders were not yet available commercially, and when they were introduced in the mid nineteen eighties, they were very expensive. Klaas used Sony components: PCM-F1, PCM 1630, Betamax en U-matic recorders. It was also the time when converters in CD Players had not yet reached the sophistication which is now common. In those days digital recordings sounded rather poor when played back on much cherished high end equipment.

CONVERSATION

In 1986 I had a conversation with Klaas about making recordings. That is more than twenty years ago. His approach in the early days of digital recording was determined by the technique of those days and shows purity in the way he worked and the way the recordings do sound. Producers and recording technicians determine what the music lover will finally hear in his listening room. The listener may be enthusiastic about the sound recording, or he just has to accept the performance as it was recorded if there's no alternative.

EDITOR OF "LUISTER..."

As a youngster Klaas had piano lessons but did not reach a sufficient technical level as is the fate of so many people. After passing his school exams he wandered through Europe for some time. His interest in music remained strong. Upon his return he had a job or two but soon became a chief editor of the Dutch record monthly 'Luister...' in 1960.

EDISON AWARDS

From 1962 on he also began organizing the Classical Edison editions, the gatherings of the winners of the famous Dutch award which was created in 1959 (certainly inspired by the Grand Prix du Disque Charles Cros established in 1947; the Deutsche Schallplattenpreis was created several years later, in 1963). One memorable event of the Classical Edison Awards took place on September 20, 1968, when there was a host of now legendary artists who had come to Amsterdam, to the Concertgebouw, to receive their Edisons for specific recordings.

  • Leonard Bernstein received an award for his Mahler Symphonies (Nos. 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8), recorded with the New York Philharmonic, but in particular for the Sixth Symphony.
  • Pianist Alicia de Larrocha was awarded an Edison for her recording of the complete cycle of Goyescas (Granados) for Hispavox/Erato.
  • Conductor Karl Münchinger had made an outstanding recording of Die Schöpfung - The Creation (Handel) for Decca.
  • Another winner was guitarist Julian Bream for a recording of solo pieces (RCA).
  • Pianist Philippe Entremont was awarded for his performances of André Jolivet's Piano Concerto and Darius Milhaud's La création du monde (Columbia/CBS).
  • Neville Marriner was also awarded the prize, now for his Argo recording with the Academy of St. Martin in the Fields of Three Divertimenti and Serenata Notturna (Mozart).
  • Accompanist Gerald Moore received the Edison for the complete recording of Das Italienische Liederbuch (Hugo Wolf) with Dietrich Fischer-Dieskau and Elisabeth Schwarzkopf (EMI).

LEONARD BERNSTEIN

Leonard Bernstein spoke eloquently in his well known literary style. And John Culshaw, who had already made his move from Decca to the BBC, gave a short lecture on the significance of the gramophone record. He stated that listening to a recording in one's own home differed vastly from a listening experience in a concert hall, a notion Klaas would completely agree with. Culshaw was one of the two producers he admired. The other one was Walter Legge. And he also admired John McClure's recording of West Side Story with Bernstein for Deutche Grammophon with Kiri te Knawa and José Carreras.
In the interview from 1986 Klaas talks about the different settings of the concert hall and the listening room at home. But he also stresses the difference between the concert hall and the studio and reminded us of the studio recordings made by Maria Callas and the recordings of her live performances which differ so much in intensity and human beauty. Klaas says that it is a question of dynamics. Performances in the concert hall and those made in the studio have to be translated to the smaller space of the listening room. And that is the task of the producer/technician.

PRODUCING RECORDS

Klaas also produced a few programs for Dutch radio and television.
No wonder he was called "the prominent insider from outside the record industry". Having such a perfect view from the sideline it is tempting to make the move and become a producer oneself. And that is what Klaas did. First he worked for EMI-Bovema in Heemstede, the Netherlands, and made several recordings. Some of these are rather unique: Aafje Heynis singing Lieder by Brahms (Four Serious Songs), Schubert and Richard Strauss (Zueignung) on EMI 5 C-055-24 928, accompanied by Erwin Gage.

And there is the 2 LP Set from 1979 with 'Pathodia Sacra et Profana', music by universal scientist and composer of the Netherlands, Constantijn Huygens (1596-1687), on the texts of Robert Ballard. Ballard's Latin Psalms and Italian and French Arias were performed by Elly Ameling (soprano), Max van Egmond (baritone), Anneke Uittenbosch (harpsichord), Toyohiko Satoh (lute) and Jaap ter Linden (viola da gamba). Producer Klaas Poshuma, technician Roger de Schot, EMI 5N165-25 634/35.

KATHLEEN FERRIER

During the Holland Festival of 1949 Kathleen Ferrier had performed on stage the part of Orfeo in Christoph Willibald von Gluck's opera 'Orfeo and Euridice'. In January 1951 she returned to the Netherlands to play and sing the part of Orfeo once more in four performances of 'Orfeo ed Euridice' on January 9, 11, 14 and 16.

The other singers were Greet Koeman and Nel Duval. It was a production of the Netherlands Opera company (De Nederlandse Opera). Through sheer luck Klaas Posthuma (when he was a producer for EMI-Bovema in the Netherlands in the 1970s) found out that recordings had been made of one of these performances and that they were stored in the archives of the Dutch radio service, Dutch Radio Union NRU (later to be named NOS).

The recordings had been made on acetates, or to be more precise they were made on glass plates covered with lacquer, the medium generally used in the nineteen forties and early nineteen fifties. The recordings engraved on these glass plates had been meticulously transferred to tape in 1965 by a now unknown radio technician. Both the original owner, Dutch KRO Broadcasting (Katholieke Radio Omroep), and NRU (today NOS Radio) gave Klaas permission to issue these tapes on record. Thanks to his devoted work the complete performance of 'Orfeo ed Euridice' with contralto Kathleen Ferrier was released for the first time, and for the first time on record. This historic performance was conducted by Charles Bruck. The reference number of the 2 LP Box Set released by EMI-Bovema is EMI 5 C 161-25637/38 M, issued in 1977. Winifred Ferrier - sister of Kathleen - wrote a short introduction:

"Orfeo was Kathleen's favorite opera. She loved the beautiful music and she said that the part of Orfeo lay in the 'fat' of her voice. So I have always regretted that there was no record of her singing in it when she was at the height of her powers. Now, like a miracle, comes the wonderful recording of a performance with the Netherlands Opera in 1951. It is particularly thrilling because it conveys so clearly the excitement of a live Opera House production. It is a lasting testimony to the incomparable way that Kathleen sang in this lovely opera. I know that Kathleen's admirers all over the world will be as grateful as I am to all those who have contributed to the production of this wonderful recording and particularly to Mr. Posthuma for his persistence in searching for it and his enthusiasm in making such a unique set of records." - Winifred Ferrier.

The image above shows Kathleen Ferrier and director Abraham van der Vies going over the various stages of the production. Image taken from an issue of Mens en Melodie of 1949.

In 1956 Decca had issued an abridged version of the opera with Kathleen Ferrier and Ann Ayers of their 1947 performance at Glyndebourne under Fritz Stiedry on LXT 2893, but the EMI edition is the only complete recording with Kathleen Ferrier and is therefore unique.

Klaas Posthuma was influenced by the great producers John Culshaw and Walter Legge and the repertory of the fifties and sixties of the last century.

ELLY AMELING

Klaas was a lover of the Lied (song) and he certainly was inspired by Elisabeth Schwarzkopf and Dietrich Fischer-Dieskau when he planned and made the dream recording of 'Italienisches Liederbuch' with Elly Ameling and Tom Krause, and pianist Erwin Gage, released on the CBS label.

PRESSING AND FORMAT

Test pressings were evaluated at EMI-Bovema, and later at CBS in Haarlem but were also listened to at home on his own audio set consisting of a Thorens TD-124 with Pritchard arm and ADC cartridge, connected to Quad amplifiers and Quad ESL 57 electrostatic loudspeakers. (Quad electrostatics were also used by Philips Phonogram at the time.)

As a recording producer and technician, Klaas states that the difficulty in the beginning of digital recording is mixing down the various microphone signals to two channel stereo, as multi-channel recorders were not yet available. Only much later multi channel recorders became available but even then they were only affordable for large companies. This direct recording process was specifically difficult for those technicians who were used to make the mix in the editing room, long after the recording had been made. He also adds that he finds it easier to record a symphony of Bruckner than a piece played by a single instrument like the guitar of Jorge Oraison playing Astor Piazzolla, or a small vocal group, or a small ensemble of instrumentalists. An orchestra tends to have a natural balance - he says - and therefore it is easier to position the microphones and check this natural balance. He is convinced that the microphone technique is the most important aspect, even more so for digital recordings as analog tends - in his opinion - to mask the sound somewhat.

DIGITAL

When recording an orchestra he used 16 to 18 channels. For the Songs of Richard Strauss performed by soprano Roberta Alexander and pianist Tan Crone he chose 7 channels. He said that for recording a singer he uses a M/S configuration which already means three channels, plus two microphones for the voice and two for the piano and ambiance. These are adjusted to obtain the right balance. And then of course they were mixed down to two channels during the recording.

In those early years he used a Sony PCM- F1 which originally was meant for use in the living room but soon was used by professionals because of the high quality. He recorded with a Sony Betamax recorder and when splicing he transferred the bits to a U-matic with a Sony PCM-1630 as interface. Some audiophiles say that, in a recording, they do hear the acoustics of a certain hall, for example the large hall of the Concertgebouw. What they actually hear is the microphone placement, Klaas said, of a specific record label. Philips uses a specific technique which differs from the technique used by DECCA for example. One can hear a specific orchestra because of the playing of the section of wind instruments. But do not forget that the microphone is the weakest link.

David Rossiter.
Below David Rossiter and Michel Arcizet in the doorway of Keizersgracht 518.

Image taken from a leaflet for Etcetera Records, 1986.

ETCETERA LABEL

Klaas Posthuma produced many recordings for the Etcetera label that David Rossiter and Michel Arcizet had founded in the early 1982. David had worked previously for RCA, then for BASF and in 1974 he became label manager for CBS. Many a CBS record cover credits him for Art Direction. While working in Paris he met Frenchman Michel Arcizet (from Armenian descent) who also worked for CBS. Michel was involved with many recordings but those with Jean-Claude Malgoire were amongst his favorites. In Paris the idea was born to start a small record label of their own, recording and releasing uncommon material and artists. They choose Amsterdam as base for their company and rented the first floor of Keizersgracht 518, the mansion of Dutch industrial and interior designer Benno Premsela. In 1983 that was. Michel's main responsibility were the finances of the company and David's was mainly the Artist & Repertoire Department, although he liked to supervise and keep an overall view. He had a critical mind and knew exactly what would sell or was worth releasing for artistic merit's sake. David was an intelligent man and a man of erudition, following his own rules and judgement.

Technicians have always been searching for a technique that reduces the noise of the sound carrier used in recordings. The best known noise reduction systems are those of Ray Dolby and of dbx. Other noise reduction systems like the technique devised by the Philips engineers were never generally adapted. Telefunken developed their HighCom noise reduction technique and when they presented it during Le Festival du Son in 1981 it was not at all appreciated - at least not by me - because the reduction was too drastic and took away the clarity and dynamics of the music and a good transient response was missing.

Record companies were also seeking for an improvement of the recorded signal coming from an LP. On several of the early CBS and Globe releases the CBS CX noise reduction was used. The signal was engraved applying a certain degree of compression. For the playback of an encoded disc a special decoder would have to be used in order to fully obtain the original dynamics of the recording, free of surface noise. Although the liner notes of the records tell that the records can be fully enjoyed without the use of the decoder, some of the discs do not display a "full" sound. This technique was not used for the releases of Etcetera records. Klaas used the system (probably on the instigation of CBS), but only a few recordings were released on the CBS and Globe labels and Klaas soon stopped using the CX encoding altogether.

Text: Rudolf A. Bruil, Amsterdam, first published on the www in August, 2009. This article is based on a conversation I had with Klaas Posthuma in 1986 which was published in the audio magazine AudiOpinie.

 

 

At left four CDs produced and recorded by Klaas Posthuma for his own label GLOBE.

The Suites for Cello Solo of Benjamin Britten played by cellist Peter Wispelwey (GLO 5074).

A release with the historic Philips recording (A 00232 L) of Mozart's String Quartets K 499 and K 589 by the Netherlands String Quartet: Nap de Klijn (violin), Jaap Schröder (2nd violin), Paul Godwin (alto), and Carel van Leeuwen-Boomkamp (cello) - GLO 6037.

The recording with Arie Abbenes, carillon player at the Dom Church in Utrecht (GLOBE 5234).

'Diminutions and Ostinati' with Saskia Coolen, Rainer Zipperling and Patrick Ayrton (GLO 5233).

In 1996 Klaas had finished producing, editing and mastering a large selection of radio recordings made during performances during Holland Festivals from 1947 till 1997. The project and the subsequent release was called "A Dutch Miracle" and contained unpublished material. The project from 50 years of Holland Festivals contain performances by conductors (Bruno Walter, Wilhelm Furtwangler, Kyrill Kondrashin, Carlo Maria Giulini, Leopold Stokowski, Pierre Monteux, Jean Fournet), singers and great opera stars (Elisabeth Schwarzkopf, Maria Callas, Galina Vishnevskaya, Elly Ameling), composers (Benjamin Britten, Luciano Berio, Iannis Xenakis, Pierre Boulez), and of Dutch composers (Louis Andriessen, Ton de Leeuw); to mention just a few. Karl-Heinz Stockhausen, who got a lot of coverage during Holland Festivals and was helped in a significant way, only wanted performances of his compositions issued in this set if an entire CD would be devoted to his work. That would not only be unfair to the other composers and artists, but would also unbalance the program contained in this set. Therefor he and his work is not in this set.
The recordings were released on Posthuma's own GLOBE label with reference GLO 6900.

TOP OF PAGE

WILLEM MENGELBERG AND BACH'S ST. MATTHEW PASSION
GOLD FOR BERNARD HAITINK: 50 YEARS WITH THE ROYAL CONCERTGEBOUW ORCHESTRA
VIOLINIST/VIOLIST PAUL GODWIN / WIM DE HAAN - EEN HERINNERING
MARIE-CLAIRE ALAIN / MERCURY LIVING PRESENCE /
BACK TO AUDIO & MUSIC BULLETIN
THE UNIVERSAL RECORD STABILIZING RING
/ THE REMINGTON SITE
CARTRIDGE AND TURNTABLE ADJUSTMENT / PROFESSIONAL RECORD CLEANING
SUBMIT YOUR 10 DESERT ISLAND DISCS
/ LONG PLAYING RECORD GUIDE

Contemporary Records - Lester Koenig

Concert Hall Society - Musical Masterpieces - MMS

Audio & Music Bulletin

 

Audio&Music Bulletin - Rudolf A. Bruil, Editor - Copyright 1998-2009 by Rudolf A. Bruil and co-authors